Skip to content

‘Als je maar genoeg last hebt, ga je rare sprongen maken’

Van cliënt naar hulpverlener, die bijzondere stap maakte Joy Bergsma. Ze werkt nu als psychomotorisch therapeut in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) nadat ze zelf jarenlang in behandeling was voor haar depressie en een persoonlijkheidsstoornis. Ook schreef ze (onder pseudoniem) een boek over die tijd en vertelt ze open en kwetsbaar over haar strijd om te overleven. Joy wil met haar verhaal (h)erkenning geven aan mensen die in dezelfde situatie zitten en op deze manier hoop en steun bieden. Daarnaast maakt ze zich hard om het stigma op mentale problemen te doorbreken.

Door: Anika Rooke

Joy is 30 jaar, alleenstaand en inmiddels zes maanden zwanger. Haar hobby’s zijn dansen, kickboksen, wandelen en thuis chillen. Ze werkt alweer een tijdje als psychomotorisch therapeut in een GGZ-instelling en dat doet ze vol overgave. Zo’n tien jaar geleden zag haar leven er echter heel anders uit. Ze vertelt hierover: ‘De dag dat mijn eindstage werd beëindigd, voelde ik de grond onder mijn voeten vandaan zakken. Ik was bijna klaar met mijn opleiding en zo dichtbij om als hulpverlener in de functie van psychomotorisch therapeut in de GGZ aan de slag te kunnen. Daar ging dus op dat moment een streep door. Ik kampte toen zelf al met faalangst, had een laag zelfbeeld en pijnklachten. Nadat mijn stage was stopgezet, kwam ik thuis te zitten en viel mijn grote droom weg. Dit was voor mij het begin van een jarenlange strijd tegen mijn depressie en tevens mijn kennismaking als cliënt in de GGZ.’

Schrijven

Tijdens haar depressie begon Joy met het schrijven van blogs en daar kreeg ze heel veel positieve reacties op. ‘Mensen vroegen in die tijd of ik niet een boek wilde schrijven?’ lacht ze. ‘Mijn reactie daarop was: “Ben je gek?”’ Tweeëneenhalf jaar geleden kreeg ze een terugval en is ze toch begonnen met het schrijven van haar verhaal. ‘Om invulling aan mijn dagen te geven en zo de leegte minder te voelen,’ legt ze uit. ‘Het hielp me om alles wat ik had meegemaakt te verwerken. Toch was er ook constant die twijfel. Vriendinnen lazen mijn schrijfsels en om de zoveel hoofdstukken moesten ze me overtuigen om verder te gaan. Door hun aanmoediging heb ik doorgezet en was de tekst na drie maanden af. Tja, en toen vond ik het zonde om er niets mee te doen.’

Het verhaal van Joy begint in 2013 op het moment dat ze op haar 21e een depressie krijgt en eindigt op haar 26e als ze stopt met therapie, naar de andere kant van het land verhuist en een nieuwe baan krijgt. ‘Het voelde als een nieuwe start,’ blikt ze terug. Met haar manuscript vindt ze onderdak bij uitgeverij Boekscout en op 28 januari is haar boek Als minuten uren worden – De eindeloze strijd tegen mijn depressie uitgekomen. Joy: ‘Het gaat over mijn ruim vijf jaar durende gevecht met depressie en andere psychische klachten. Halverwege deze periode kreeg ik ook de diagnose borderline. Weer later hebben ze bij de GGZ besloten dat ze gingen behandelen op mijn hoofddiagnose depressie. In mijn boek probeer ik de lezer een kijkje te laten nemen in mijn hoofd en mijn proces. En hoe je soms niet alleen in gevecht bent met jezelf, maar ook met je therapeuten en de GGZ in het algemeen. De lange wachtlijsten blijven daarin niet onbesproken.’

Pseudoniem

‘Ik vond het heel spannend dat mijn boek begin dit jaar verscheen bij Boekscout,’ aldus Joy. ‘Vooral de week van het bestellen en daadwerkelijk binnenkomen bij de mensen. Ik dacht: Oh shit, en nu? Wat zullen mensen denken? Hoewel anoniem niet mijn stijl is, heb ik wel gekozen voor een pseudoniem in verband met mijn werk. Ik google al mijn therapeuten, dat doen anderen vast ook, en ik wil dat mijn cliënten onbevooroordeeld bij mij aankloppen. Ik maak er geen geheim van dat ik dit boek heb geschreven, dus als ze er toevallig achter komen is dat voor mij geen probleem. Mijn collega’s vonden het in het begin wel lastig en voor mij voelde het ook een beetje gek. Daar heb ik wel mee geworsteld. Ik had heel erg het idee dat ik iets verkeerds had gedaan en dat mensen me vervelend vonden.’

De eerste reacties op haar boek waren positief en kwamen vooral uit haar eigen omgeving. In de kring van haar moeder gebeurde iets moois. ‘Doordat ze mijn verhaal lazen, is er nu meer begrip voor de situatie van mij en mijn moeder,’ vertelt Joy. ‘Mijn opa zei vol trots: “Meid, wat dapper. En kijk eens waar je nu staat.” Dat deed wel wat met me.’

Reactie ouders

‘Voor mijn ouders was het best heftig om mijn boek te lezen,’ gaat ze verder. ‘Ze waren al die tijd wel betrokken geweest, maar meer op praktisch gebied. Ze hadden geen idee van mijn diepe en sombere gedachten. Ik vond het dan ook best moeilijk dat ze hier nu mee geconfronteerd werden en ze moesten omgaan met deze nieuwe elementen uit mijn leven. Gelukkig was hun reactie heel goed. Mijn moeder heeft de eerste keer dat ze het manuscript las alleen maar gehuild. Vervolgens bood ze aan om het verhaal foutloos te maken wat betreft grammatica, leestekens, woordfouten, et cetera. Ze las het manuscript keer op keer. Dat was beladen, maar ze merkte ook dat die lading afnam naarmate ze het verhaal bleef overlezen. Het was voor mijn moeder een soort therapeutische verwerking. Ik ben namelijk niet de enige die geleden heeft.’

‘Ik had mijn boek graag volop willen promoten nadat het verscheen, maar dat kon ik niet opbrengen naast mijn werk. Dat is de harde realiteit,’ zegt Joy bedrukt. ‘Ik probeer mijn verhaal wel af en toe onder de aandacht te brengen bij diverse stichtingen, maar ik zou er eigenlijk veel meer mee moeten doen.’

Rare sprongen

‘Ik wil met mijn boek Als minuten uren worden laten zien dat een depressie meer is dan alleen in bed liggen. Daarnaast bespreek ik uitgebreid over de verbinding die ik met mijn therapeuten ben aangegaan, maar vertel ook heel open over mijn diepste hersenspinsels die soms alle kanten opgingen. Zo wilde ik bijvoorbeeld twee verschillende dingen tegelijk: Enerzijds was er het enorme verlangen om van een flatgebouw te springen, anderzijds deed ik er alles aan om te zorgen dat ik niet zou springen. Ja, ik heb letterlijk rare sprongen gemaakt in die tijd, maar als professional kan ik er nu veel beter naar kijken. Als je maar genoeg last hebt, ga je rare sprongen maken, daar hoeft niet meteen een label aan vast te zitten als “de borderliner” of “de autist”. In een depressie kun je evengoed mensen afstoten en suïcidepogingen ondernemen. Het heeft meer met het lijden te maken dan met de stoornis, denk ik. Ik kan nu ook met meer compassie naar mezelf kijken. Ik heb geen schaamte meer; ik snap hoe het is ontstaan, ik had het graag anders gewild, maar dat lukte niet ondanks dat ik zo mijn best heb gedaan.’

Zoals Joy eerder al vertelde heeft ze er bewust voor gekozen om dit boek onder een pseudoniem uit te brengen: ‘Hoewel ik trots ben op mezelf en mij absoluut niet meer schaam voor mijn depressie, heb ik ervoor gekozen dit boek onder een pseudoniem uit te brengen. Deze keuze heb ik vooral gemaakt met het oog op de toekomst. Dit betekent niet dat mijn depressie een geheim is. Mocht je cliënt van mij zijn en mij herkennen in dit verhaal, weet dan dat je hierover altijd het gesprek mag aangaan. In principe ben ik er voor jou en luister ik naar jouw verhaal, maar als jij denkt dat het voor jou kan helpen dan wil ik het hier best met je over hebben.’

Labels & stigma’s

‘In eerste instantie kreeg ik de diagnose depressie, later kwam daar een vermijdende persoonlijkheidsstoornis bij,’ somt ze op. ‘Bij de tweede instelling werd er gesproken over een borderline persoonlijkheidsstoornis. Maar wanneer heb je borderline? Als je jezelf beschadigt? Voor dit boek heb ik me beperkt tot de hoofddiagnose depressie, omdat ik op deze manier hoop een groter bereik te hebben, bovendien zit er nog zoveel stigma op borderline. Ja, daar ben ik heel eerlijk in. Achteraf kon ik me wel heel erg vinden in de diagnose borderline, vooral in het aantrekken en afstoten van de hulpverleners en groepsgenoten. Toch vind ik dat je je niet blind moet staren op het labeltje dat je krijgt. Dat is ook het lastige van een persoonlijkheidsstoornis; is het onderdeel daarvan of hoort het bij het lijden? Bij de GGZ is het heel erg: dit is je diagnose en daar hoort een bepaalde behandeling bij. Daar ben ik het niet altijd mee eens.’ Ze vervolgt: ‘Stiekem was ik ook best wel trots op de diagnose borderline. Het voelde als een erkenning voor mijn lijden; je hebt het echt moeilijk en je stelt je niet aan. Daar zijn labels dan wel weer heel prettig voor. In die tijd had ik een extreem laag zelfbeeld, worstelde continu met de vraag of ik wel de moeite waard was en of iemand mij iets mocht geven? Zoiets van: “Ik heb je zo nodig, maar verdien je eigenlijk niet.” Een aantal van die dingen zitten nog steeds in mij, maar zijn inmiddels wel veilig begraven.’

Joy hekelt de benadering van de therapeuten op een bepaalde diagnose. Ze legt uit: ‘Als je een persoonlijkheidsstoornis hebt, wordt er over het algemeen heel erg gehamerd op eigen regie, moet je naast je behandeling zoveel mogelijk thuisblijven en als cliënt zijnde zo min mogelijk aandacht krijgen. Bij een depressie ligt het heel anders. Lukt het thuis niet? Dan krijg je hulp en wordt er meegekeken hoe je nog meer ontlast kan worden. Er wordt veel milder gekeken en meer hulp aangeboden.’

Protocollen

Terugkijkend op haar behandeltraject is er in veel gevallen de plank flink misgeslagen. ‘Er is te veel naar het protocol gekeken, van “zo moet het”, en te weinig naar wat er echt nodig is,’ verduidelijkt ze. ‘Er zijn veel hulpverleners geweest die voor mij veel betekend hebben. Dat gegeven wil ik absoluut niet onderuit halen, maar ik had graag meer gehoord over een dergelijk aanbod. Wat is er echt nodig? Ik heb heel erg ondervonden dat daarover in gesprek gaan heel moeilijk is en dat er heel erg wordt uitgedragen: “Het kan alleen zo.” Dan is het bijvoorbeeld alleen mogelijk om individueel eens in de week een uur ambulante therapie te krijgen, terwijl in een andere GGZ-instelling wel dagelijkse therapie mogelijk is. Waar ik nu werk is ook veel meer mogelijk. Je moet de juiste mensen aan boord hebben en samen gaan kijken wat er nou eigenlijk nodig is. Daarnaast moet er echt ook iets gebeuren aan de wachttijdproblematiek bij de GGZ. Ik weet niet hoe, maar het is zo schadelijk zoals het nu gaat. Ik vind het echt absurd dat klinieken in deze tijd sluiten. Ik sta echt met een mond vol tanden. Dat kan toch gewoon niet?!’

‘Het ging jaren niet goed met mij, maar mijn kantelkant kwam op de gesloten afdeling,’ zegt Joy zonder twijfel. Ik kreeg van mijn omgeving alle ruimte om eruit te stappen, maar het lukte me niet. Ik kon die stap toch niet maken, de angst voor het doodgaan was te groot. Stel dat ik dood zou zijn en dat dan zou blijken dat je daarna nog steeds kunt lijden, dan zou ik pas echt de Sjaak zijn. Ik weet namelijk niet wat er na de dood komt. Bovendien heb ik de pijn bij mijn ouders gezien, dat was nog een reden om het niet te doen. Ik had maar één wens en dat was doodgaan. Toen dat niet lukte, heb ik de keuze gemaakt om eruit te komen.’

Hulpverlener vs. cliënt

Tijdens haar behandeling heeft Joy, ondanks alle tegenslagen, haar opleiding uiteindelijk toch weten af te maken, waardoor ze alweer een aantal jaren werkzaam is als psychomotorisch therapeut in een GGZ-instelling. ‘Nu ik zelf hulpverlener ben, probeer ik met minder oordeel naar mijn cliënten te kijken,’ vertelt ze. ‘Dat vind ik echt heel belangrijk. Wat heeft een cliënt nodig? Het is niet makkelijk om met mijn eigen ervaringen nu aan de andere kant te staan. Soms heb ik het gevoel zelfs tussen de therapeuten en de cliënten in te staan. Mijn achtergrond maakt mijn werk makkelijker maar tegelijkertijd ook moeilijker. Ik vind het vooral lastig dat ik als hulpverlener soms keuzes moet maken die voor de andere partij schadelijk en pijnlijk kunnen zijn, zoals het stoppen van een behandeling. Dat maak ik helaas ook mee.’

Op dit moment gaat het heel goed met Joy, hoewel ze dat moeilijk vindt om te zeggen. Wat ze anderen wil meegeven: ‘Blijf rustig aan volhouden en je hoeft het niet meteen helemaal te voelen. Dat kost tijd, het is echt een kwestie van stapje voor stapje. Het leven gaat beter worden, je gaat weer meer zin krijgen, bezig zijn met de toekomst in plaats van “hoe kom ik deze dag door?” Het is overleven van dag tot dag. Ik vond het leven ook niet meteen weer leuk. Ik was dan misschien niet meer depressief, maar het leven was ook niet één groot feest. En nu word ik gewoon moeder. Als er iets van een stopknop zou zijn waardoor het leven stopt, zou ik deze nu niet meer indrukken. Dat zegt wel iets, namelijk dat ik te nieuwsgierig ben naar wat het leven me nog gaat brengen.’

Heb jij interesse in Als minuten uren worden? Via o.a. Boekscout en bol.com kun je het boek kopen. Joy zou het heel fijn vinden als je ook een recensie achterlaat na het lezen.