Skip to content

Yezzie weet ‘t

Wat je altijd wilde weten maar nooit durfde te vragen

Heb je een vraag over opvoeden, moederschap en hoe dat allemaal moet als je ook nog BPS of andere psychische kwetsbaarheden hebt? Mail je vraag naar redactie@stichtingborderline.nl en Yezzie geeft antwoord.

Ze schreef zeven columns over onder meer haar kinderwens en psychische stoornissen. Nu wil Yezzie er ook voor andere moeders zijn. En ook voor oma’s, opa’s, broers en zussen, collega’s, buurvrouwen of vriendinnen. Ze heeft inmiddels 13 jaar ervaring als moeder met borderline bij het opvoeden van haar zoon. En dan kom je jezelf heus wel eens tegen!

Moeder (35) met BPS: ‘Ik ben zo bang dat mijn kinderen ook BPS krijgen.’

Y: ‘Ik begrijp en voel je angst. Er zijn nogal wat factoren nodig om BPS te krijgen. Het belangrijkste is dat je een gevoeligheid hiervoor in je genen moet hebben. En dan is het belangrijkste nog of je binnen het gezin waarin je opgroeit traumatische ervaringen oploopt. Als die er zijn en je hebt die genetische aanleg, dan kan je BPS ontwikkelen. Maar dat hoeft niet perse. Als ouder kun je daar een belangrijke rol in spelen. Als jij je kinderen een veilige thuishaven kan geven, waarin ze volwaardig en op hun eigen tempo kunnen opgroeien, dan is de kans vele malen kleiner dat je kind BPS ontwikkelt, zelfs als ze toch de gevoeligheid in de genen hebben.’

Moeder (27) met BPS en dochter (7) en zoon (3): ‘Ik voel mij vaak schuldig voor mijn stemmingswisselingen.’

Y: ‘Allereerst wil ik tegen je zeggen: iedereen heeft stemmingswisselingen. De een meer dan de ander en ook in heftigheid. Stemmingswisselingen bij BPS is heel gewoon, maar ze kunnen heftig zijn. Het vervelende is dat je er geen grip op lijkt te hebben. Je flapt vaak dingen er al uit, zonder dat je er goed over nagedacht hebt. Voor kinderen is dat lastig, want die weten vaak niet in welke “bui” je zit en of het serieus is of niet. Ik voelde mij daar ook heel schuldig over. Met mijn zoon heb ik de afspraak gemaakt dat hij er wat van mag zeggen als ik snauw of kortaf ben. Ik moest beloven dat ik dan mijn excuses zou maken. Daarbij heb ik hem ook geleerd dat het snauwen vaak ergens vandaan komt. Meestal ben ik doodmoe als ik ga snauwen. Ik legde hem ook uit dat het snauwen niets met hem te maken heeft, maar puur mijn emotie is die ik niet goed kan uiten. Door erover te praten en onze gevoelens te uiten begrepen wij elkaar steeds beter en zijn zelfs nu de buien minder geworden.’