Stemmingsschommelingen/emotionele instabiliteit

Iemand met borderline voelt zich zelden langere tijd achter­een goed gestemd of tevre­den. Vaak klaagt zij over leegte, verve­ling en suïcidali­teit (de neiging om een einde aan het leven te maken). Daarnaast kan er sprake zijn van ongecon­tro­leerde woede-uitbar­stingen.

In het dagelijks leven zien we dat iemand heel vrolijk en heel somber kan zijn. De stem­ming kan zeer snel, zelfs binnen het tijdbestek van een uur wisse­len, zonder dat de omge­ving een di­recte aan­leiding opmerkt. Of iemand reageert – in de ogen van omstanders – juist heel overdreven op een ogenschijnlijk klein voorval. Het lijkt wel ‘alles of niets’. Het zijn vooral deze grillige, wispelturige emoties waarmee naastbetrokkenen veel moeite hebben. Je weet soms gewoon niet waar je aan toe bent of wat je kunt verwachten. Het verhaal van iemand met borderline is een door haar beleefde en waargenomen ‘werkelijkheid’, welke voor omstanders anders kan zijn.

Dit is dus één van de meest kenmerkende aspecten: het met heftige emoties reageren op een voorval én maar langzaam terug kunnen keren naar de ‘normale’ toestand, er is een snelle piek en een relatief langzame daling. Als zich dan weer iets voordoet, verkeert iemand nog in een ‘verhoogde’ staat, en daarna zullen de emoties verder pieken.

Het is overigens wel belangrijk lichte depressieve klachten en gevoelens van leegte te onderscheiden van het ziekte­beeld depressie. We spre­ken van een depres­sieve stoornis als de stemming én ern­stig is ver­laagd én deze verandering niet tijde­lijk is, dat wil zeggen minstens één à twee weken voo­r­tduurt. Bij manisch-depressiviteit (bipolaire stoornis) zijn de stemmingsschommelingen meestal van langere duur, met name de zeer opgewekte (eufore) stemming duurt langer dan bij mensen met borderline.

Impulsiviteit

Iemand met borderline kan heel impulsief reageren. Er wordt bijvoor­beeld direct tot actie overgegaan nadat zij in de krant heeft gelezen over een leuke cur­sus/baan of als zij iemand leuk vindt. Zij vraagt zichzelf daarbij niet af – of pas later – of zij het wel aan kan of wat de conse­quen­ties zijn. Zo kun­nen snelle wisse­lingen ontstaan in banen en relaties. Zeker als de ander of de baan niet voldoet aan de verwachtingen.

Andere voorbeelden van impulsiviteit zijn: overmatig alcohol-, drugs- en/of medicijn­gebruik, geldver­kwisting, wis­selende seksuele contac­ten en roekeloos auto­rijden. Eetpro­blema­tiek komt ook voor zoals impulsieve vreetbuien (boulimie) of extreem willen afvallen (anor­exia).

Identiteitsproblemen

Vrijwel alle mensen met borderline hebben een aanhoudend en vervormd, instabiel, negatief zelfbeeld en een gebrekkig zelfvertrouwen. Ze kunnen moeilijk hun koers bepalen, weten niet goed wat ze willen, wie ze precies zijn en waar ze naar toe willen werken.

Alles of niets

Het lijkt erop dat iemand met borderline in haar leven maar twee kleu­ren kent: zwart en wit. Anders gezegd: het valt hen moeilijk om te nuanceren. Mensen worden onderverdeeld in ‘goede’ en ‘­slech­te’. Zij worden ont­zet­tend aardig of vreselijk onaardig gevon­den, daartussen zit niets. Na een hoopvolle snel­le poging om contact te ma­ken volgt de te­leurstel­ling en boosheid als de ander niet voldoet aan de (vaak hoog­ge­spannen) verwachtingen. Zo ontstaan – zeker bij een combinatie van ‘alles of niets’ én impulsief handelen – veel intensieve relaties die kort duren. Relatieproblemen kunnen ook ontstaan door het volgende verschijnsel.

Verlatingsangst

Mensen met borderline hebben moeite met alleen zijn, ze zijn vooral bang om in de steek gelaten te worden. Zij leven in de veron­derstel­ling dat diegene met wie zij een sterke band hebben, hen ook op een dag zal verlaten. Deze angst kan oplopen tot extreme pa­niek op momenten dat zij alleen zijn of zich alleen voelen. Dit zullen zij dan ook, op soms krampachtige wijze, proberen te ver­mijden. Aan de andere kant levert de nabijheid van anderen ook weer vaak conflicten op! Zo krijg je een patroon van aantrekken en afstoten. We noemen dit ook wel: moeite van het reguleren van afstand en nabijheid.

Een reeks van symptomen

Mensen met borderline kunnen vele psychische verschijnselen hebben. Dit is een van de redenen waarom de aandoening soms zo moeilijk te begrijpen is en waarom de diagnose nog wel eens gemist wordt. Voorbeelden van symptomen zijn: angst, depressieve klachten, eetstoornissen, verslavingsproblemen en agressiviteit. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen min of meer tijdelijke klachten, verschijnselen die ‘bij de stoornis horen’ en symptomen die leiden tot een aparte diagnose naast de borderlinestoornis. Bijvoorbeeld: veruit de meeste mensen met borderline hebben depressieve klachten (sommige kortdurend en regelmatig terugkerend, andere langdurig en chronisch); dan zou over het hoofd gezien kunnen worden dat sommigen een ‘echte’ depressieve stoornis hebben die om een directe behandeling daarvan vraagt. Dat betekent dat een deskundige moet uitmaken of de symptomen bij de stoornis horen en overgaan door behandeling van de borderlineproblemen of dat een rechtstreekse aanpak van die symptomen, zoals een depressieve stoornis, nodig is. Nogmaals: geen van de symp­tomen afzonderlijk is specifiek voor de borderlinestoornis. Dat geldt zeker ook voor de volgende symptomen die we frequent kunnen zien bij mensen met borderline:

Opzettelijke zelfverwonding – iemand kan spanningen afreageren op het eigen li­chaam, bijvoor­beeld in de vorm van zelfverwonding door krassen en snij­den in de armen of benen. Het zichzelf branden met een sigaret is een ander voor­beeld. In medische termen heet dit automutilatie. Het gaat hierbij heel vaak om het niet kunnen omgaan met sterk oplopende spanningen en waarbij zelfverwonding – weliswaar maar tijdelijk – razendsnel verlichting geeft.

Suï­cide­po­gingen – vaak in de vorm van het slikken van te veel medi­cij­nen – komen regelma­tig voor.

Psychotische verschijnselen – zijn meestal kortdurend: uren tot enkele dagen. Deze kunnen bestaan uit een gestoorde zintuiglijke waarneming (zoals het horen van stemmen of het zien van beelden) of stoornissen in het denken, zoals overmatige achter­docht en in de war zijn.

Dissociatieve verschijnselen – een patiënt kan klachten uiten als: ‘Ik zit in een lichaam waar­bij ik niets voel’. Zij ervaart dat lichaam dan als vreemd, soms wordt pijn niet meer gevoeld. De patiënte kan het ge­voel hebben ­niet in de realiteit te staan, dat alles aan haar voorbij gaat zonder dat zij er deel van uitmaakt. Het komt voor dat iemand ergens naar toe is geweest, bij­voor­beeld de biblio­theek, waarbij zij achteraf niet meer weet hoe zij daar is gekomen of dat zij er is geweest. Dit zijn ang­stig makende verschijnse­len en deze noemen we officieel dis­soci­a­tieve ver­schijnselen. Dissociatie is een veranderde bewustzijnstoestand. Het is alsof verschillende functies van de herse­nen, tijde­lijk, niet goed op elkaar afge­stemd zijn. Omstanders kunnen dit verschijnsel vermoeden als de patiënte er niet helemaal bij is, een afwezige indruk maakt, niet helder of adequaat reageert. Maar niet alle ‘afwezigheid’ is dissociatie te noemen. Dit symp­toom is moeilijk vast te stellen en kan het beste door een deskundige gebeuren.

Al deze bovengenoemde verschijnselen leiden vaak tot slechter functioneren. Banen, cursussen, opleidingen, vakanties en nieuwe relaties wor­den regelmatig op onhandige wijze aangepakt. Verwachtingen liggen zo hoog dat teleurstellingen, mis­lukkingen en krenkingen meestal het gevolg zijn. Door deze regelmatige negatieve ervaringen neemt het zelfvertrouwen af en de kwetsbaarheid toe. De patiënt trekt zich meer en meer terug uit het maatschappelijke leven. Of denkt bij voorbaat al dat het wel weer zal mislukken. Om­dat boven­dien de problemen zo divers zijn en het maat­schappelijk steeds moei­lijker gaat, raakt de patiënt in een iso­le­ment. Dit wordt versterkt als de problemen niet serieus genomen worden of worden afgedaan als opgroeiproblemen (‘ze groeit er wel overheen’) of aanstellerij (‘ze moet gewoon wat harder aangepakt worden’).