Mensen met BPS hebben vaak het gevoel dat hun symptomen een normaal leven in de weg staan. Een behandeling voor borderline-problematiek leidt echter vaak tot minder klachten en soms zelfs tot volledig herstel. Welke behandeling het beste bij jou past, hangt af van de ernst van je problematiek, je privéomstandigheden, je draagkracht (wat je aankan) en je reisafstand. Het is belangrijk dat je jezelf uitgebreid laat informeren over de behandelmogelijkheden. Daarnaast is de therapeut ook van groot belang. Hier kun je tips lezen over waar op te letten bij het vinden van een geschikte therapeut.

De meeste reguliere behandelingen worden door je zorgverzekeraar volledig vergoed. Indien je twijfelt doe je er goed aan contact te zoeken met je zorgverzekeraar.

De volgende behandelmethoden zijn speciaal ontwikkeld voor mensen met BPS:

Wat is Dialectische Gedragstherapie (DGT)?

Dialectische Gedragstherapie (DGT) is een vorm van cognitieve gedragstherapie, waarmee mensen behandeld worden die lijden aan de Borderline Persoonlijkheidsstoornis (BPS). DGT is ontwikkeld door professor Marscha Linehan aan de Universiteit van Washington. In Nederland bestaat DGT sinds 1995. De effectiviteit van DGT is in meer dan zes, onafhankelijk van elkaar uitgevoerde, wetenschappelijke onderzoeken aangetoond. Daarmee is zij de best onderzochte psychosociale ambulante behandeling voor BPS.

Het uitgangspunt van DGT: het probeert mensen ervan te overtuigen in leven te blijven, in therapie te blijven en een levenswaardig leven op te bouwen. Door zich aan het leven te verbinden en met zelfbeschadigend gedrag te stoppen, kan de patiënt een constructief leven opbouwen en handhaven.

Kenmerken van DGT zijn:

  • DGT ondersteunt: DGT helpt de patiënt bij het ontdekken van zijn/haar sterke kanten en bouwt hierop voort, zodat de patiënt zich beter kan gaan voelen over zichzelf en zijn/haar leven.
  • DGT is cognitief: DGT helpt de patiënt bij het ontdekken van gedachten, overtuigingen en vooronderstellingen die het leven moeilijker maken (‘ik moet in alles perfect zijn’, ‘als ik boos word, ben ik een slecht mens’). In DGT leert de patiënt andere manieren van denken, wat het leven draaglijker maakt (‘mensen geven ook om me als ik niet perfect ben’, ‘iedereen wordt wel eens kwaad’, ‘het is een normale emotie’).
  • DGT is ‘samenwerking’: DGT helpt de patiënt om nieuwe vaardigheden uit te proberen, over belemmeringen heen te komen en gemotiveerd te blijven. Ook de trainers van de vaardigheidstraining dragen daaraan bij.

Voor wie?

DGT is ontwikkeld voor mensen met ernstige borderline problematiek, waarbij sprake is van ernstige emotionele ontregeling en van impulsief suïcidaal en/of zelfdestructief gedrag.

Hoe werkt DGT?

Op basis van onderzoek dat is uitgevoerd bij een specifieke groep vrouwen met BPS, boze, suïcidale en drugs gebruikende vrouwen, is geconstateerd dat deze vrouwen het gevoel hebben dat hun mogelijkheid om te veranderen overschat wordt en dat de diepte van hun lijden juist onderschat wordt. DGT biedt strategieën om patiënten te helpen hun pijn te verdragen, terwijl zij werken aan het verkrijgen van een ‘levenswaardig leven’. De patiënten leren verschillende vaardigheden die hen helpen om hun wanhoop en hopeloosheid te verdragen, zonder dat zij een beroep hoeven te doen op zelfdestructief gedrag. Aanvullende behandelingen van DGT zijn: farmacotherapie, acute opnames, dagbehandeling, case-management en groepsbehandeling voor familie.

Behandeldoelen DGT:

Onderzoek heeft de effectiviteit van DGT aangetoond. DGT is normaal gesproken een ambulant programma en bevat:

  • één keer per week individuele therapie;
  • 2½ uur per week groepsvaardigheidstraining;
  • consultatiebijeenkomsten voor therapeuten;
  • telefonisch advies van therapeuten.

Voor de behandeling start, worden eerst – op basis van overeenstemming – de doelen bepaald.

DGT is effectief in:

  • het verminderen van impulsief suïcidaal en(zelf)destructief gedrag;
  • het verminderen van therapiebelemmerend gedrag (zoals afhaken in behandeling, je zo gedragen dat anderen ‘afbranden’, het voorkomen van opnames);
  • het verminderen van gedrag dat de kwaliteit van leven belemmert (eetstoornissen, niet naar werk of school gaan, verslaving, chronische werkeloosheid);
  • het toenemen van gedragsvaardigheden die helpen bij het opbouwen van relaties en het effectief omgaan met emoties en levensproblemen.

Nadat controle verworven is over het impulsieve en zelfdestructieve gedrag, leidt DGT tot vermindering van posttraumatische stress. Daarna kan nog gewerkt worden aan het vermeerderen van zelfrespect en het oplossen van ‘gewone‘ levensproblemen.

Waaraan voldoet DGT?

DGT is niet alleen een vaardigheidstraining. Als een therapeut alleen de vaardigheidsgroep van DGT aanbiedt, dan voert hij/zij niet een DGT-behandeling uit waarvan de effectiviteit in wetenschappelijke onderzoeken is aangetoond.

Patiënten kunnen de volgende vragen stellen om te ontdekken of een therapeut aan DGT doet:

  • Heeft u een tiendaagse intensieve training gevolgd?
  • Bent u lid van een DGT-consultatieteam?
  • Heeft u supervisie gehad van een ervaren DGT-therapeut?
  • Bent u bekend met de hoofdgroepen van DGT-strategieën (nl. cognitieve gedragstherapie, validatie, dialectiek)?
  • Traint u in vaardigheden, voert u gedragsanalyses uit en/of bespreekt u dagboekkaarten?
  • Doet u aan 24-uur telefonisch advies?

Het antwoord op al deze vragen moet ‘ja’ zijn. (Toekomstige) patiënten hebben het recht om de kennis en kunde van de therapeut na te gaan.

Waarom is het van belang een getrainde DGT-therapeut te kiezen?

Veel mensen met BPS vinden het moeilijk om anderen te vertrouwen en hebben ‘gefaald’ in therapie of zijn door eerdere therapeuten afgewezen. Als DGT niet op de juiste wijze wordt uitgevoerd (d.w.z. op de manier die volgens onderzoek effectief gebleken is), maar uitgevoerd wordt naar eigen inzicht van de therapeut, dan worden waarschijnlijk minder positieve resultaten met de behandeling bereikt. Aangepaste programma’s zijn nog niet bewezen. Een systeem dat zorgt voor het certificeren van therapeuten die DGT uitvoeren, moet ervoor gaan zorgen dat mensen zelf kunnen bepalen of een therapeut DGT kan uitvoeren.

Vinden van een DGT-programma:

Dialexis Advies heeft informatie over de locatie van DGT-programma’s en beschikt over een lijst van therapeuten die de intensieve training gevolgd hebben. Meer informatie over DGT kan verder worden opgevraagd bij de huisarts/dichtstbijzijnde ggz-instelling. De zorgverzekeraar biedt ook meer informatie over DGT-programma’s/-therapeuten.

Wat kunnen patiënten doen als DGT niet beschikbaar is?

Als DGT niet meer beschikbaar is, kunnen patiënten op verschillende manieren informatie verzamelen over DGT, bijvoorbeeld door boeken te lezen (de lijst is op de website van Dialexis Advies te vinden), bijeenkomsten van zelfhulporganisaties te bezoeken en anderen op te zoeken met dezelfde problemen (organiseer bijvoorbeeld een studiegroep).

Hoe kunnen familieleden vaardigheden leren?

In Nederland zijn enkele instellingen waar ook familieleden van patiënten met BPS vaardigheden kunnen leren. Neem hiervoor contact op met Dialexis Advies of een instelling in de buurt. In familiegroepen leren familieleden wat BPS inhoudt en hoe zij DGT-vaardigheden kunnen inzetten om stress te verminderen, communicatie te verbeteren en vertrouwen op te bouwen.

Meer informatie:

Website: www.dialexisadvies.nl
E-mail: info@dialexisadvies.nl

Bron: Borderline Task Force

Wat is Mentalization-Based Treatment (MBT)?

In Engeland hebben Anthony Bateman en Peter Fonagy Mentalization-Based Treatment (MBT) ontwikkeld, een psychotherapeutisch behandelprogramma voor mensen met een ernstige borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS). Het MBT-model gaat ervan uit dat de klachten van personen met BPS te maken hebben met het vermogen tot mentaliseren. Mentaliseren houdt in dat je je eigen gedrag en dat van anderen kunt begrijpen en verklaren vanuit achterliggende gevoelens, gedachten, motivaties, enz. Het MBT-behandelprogramma is gericht op het versterken van het vermogen om te mentaliseren.

Bij mensen met BPS neemt het mentaliserend vermogen snel af bij verhoogde spanning, bijvoorbeeld wanneer contacten met anderen hechter en intenser worden. Als dat gebeurt, worden ze overspoeld door emoties, voelen ze zich snel bekritiseerd of afgewezen, vullen ze gedachten bij anderen in of reageren ze impulsief vanuit een bepaalde gevoelstoestand. Sommigen hebben minder last van deze heftige emoties, maar vermijden echte relaties met anderen. Hierdoor voelen ze zich regelmatig leeg, alleen of waardeloos.

Therapeuten zijn er steeds op gericht om patiënten te helpen zichzelf, anderen en hun relaties in het hier en nu beter te begrijpen. Ze proberen samen met de patiënt te achterhalen wanneer het mentaliseren afneemt, hoe dit samenhangt met wat er net daarvoor gebeurde en hoe dit leidt tot bepaalde klachten of symptomen. Hierdoor wordt het voor de patiënt steeds duidelijker wie hij/zij is (er ontstaat een sterker zelfgevoel/zelfbeeld/identiteit) en wat de patiënt met zijn/haar problemen kan en wil.

Na een behandeling volgens het MBT-model ontstaat een verbeterd mentaliserend vermogen met als gevolg: minder klachten (met name angst en depressie), grote afname van het middelenmisbruik (indien van toepassing), beter functioneren in sociale relaties en in de maatschappij, belangrijke en blijvende veranderingen op een aantal gebieden zoals zelfbeeld en zelfcontrole, grote toename in de ervaren kwaliteit van leven en adequater gebruik van hulpverlenende instanties. Verschillende wetenschappelijke studies tonen aan dat deze behandeling blijvend positieve effecten sorteert.

Voor wie?

Het MBT-programma richt zich op volwassenen met een BPS. Daarnaast is er vaak sprake van meerdere diagnoses en probleemgebieden. Kenmerkend voor MBT is dat de behandeling in vrijwel alle gevallen kan worden toegepast, ongeacht of er sprake is van ernstige bijkomende problematiek, zoals eetstoornissen, psychotische symptomen, verslavingsproblemen, depressie, angststoornissen of andere persoonlijkheidsstoornissen. Uitzonderingen op deze regel zijn schizofrenie, een primaire diagnose van een schizoïde en/of schizotypische persoonlijkheidsstoornis en schade aan de hersengebieden die mentaliseren mogelijk maken.

Doelen van de MBT-behandeling zijn:

  • Aanwezigheid en betrokkenheid bij de behandeling;
  • Vergroten van het vermogen om te mentaliseren;
  • Het verminderen van psychiatrische symptomen, zoals angst of depressie;
  • Het verminderen van zelfdestructief gedrag, zoals middelenmisbruik, zelfverwonding of suïcidepogingen;
  • Het verbeteren van het sociaal en interpersoonlijk functioneren;
  • Het adequater gebruik leren maken van de gezondheidszorg/ggz.

Deze algemene doelen worden per patiënt gespecificeerd.

Programma en behandelduur:

Van twee varianten van MBT is tot op heden de effectiviteit aangetoond:

  • de deeltijdvariant: vier tot vijf dagen per week;
  • de ambulante variant: één of twee groepspsychotherapeutische zittingen en één individueel contact per week.

Beide behandelvormen duren maximaal 18 maanden. Hierna volgt in de meeste gevallen een vorm van nabehandeling. De combinatie van groepstherapie en individuele psychotherapie is essentieel.

Gekwalificeerde MBT-programma’s en therapeuten:

Om te kunnen spreken over MBT, dienen het programma en de therapeuten aan een aantal criteria te voldoen. Gekwalificeerde MBT-therapeuten hebben een specifieke en intensieve opleiding in de theorie en praktijk van de MBT-methode gevolgd en houden alle recente ontwikkelingen op dit gebied bij.

Kenmerken van gekwalificeerde MBT-programma’s:

Het uitgangspunt van gekwalificeerde MBT-programma’s is dat het evidence-based (d.w.z. gebaseerd op resultaten van wetenschappelijk onderzoek) MBT-model, zoals ontwikkeld door Bateman en Fonagy, onveranderlijk en eenduidig wordt gehanteerd. Alle programmaonderdelen zijn gericht op het vergroten van het mentaliserend vermogen ten aanzien van zichzelf, anderen en interacties. Continuïteit is hierbij erg belangrijk. De centrale houding bij alle therapeuten in het programma is een ‘onwetende’, mentaliserende houding (d.w.z. therapeuten ‘weten’ niet hoe iemand in elkaar zit, maar blijven dit steeds opnieuw onderzoeken). De therapeut gaat een werkrelatie aan met de patiënt en heeft hierbij een actieve houding.

Effectieve ingrediënten:

  • Assessment van het mentaliserend vermogen;
  • Psycho-educatie;
  • Begeleiding bij stabiliseren van sociale omstandigheden;
  • Leren herkennen van terugkerende patronen in relaties en signaleren wanneer deze plaatsvinden in het contact tussen patiënt en therapeut;
  • Opstellen van een behandelplan waarin individuele behandeldoelen beschreven worden;
  • Volledig geïntegreerd team: de verschillende aspecten van de behandeling vormen één geheel door nauwe samenwerking tussen de verschillende disciplines;
  • Combinatie van groepstherapie en individuele psychotherapie;
  • Integratie van medicatievoorschrift in behandeling;
  • Focus op interacties en relaties;
  • Individuele focus, ook in de groep;
  • Duidelijk omschreven kader (structuur) en flexibele, individuele toepassing;
  • Out-reachend werk: actieve houding naar patiënt (om risico op drop-out te verminderen) en overige hulpverleningsinstanties (zoals verslavingszorg, huisartsen, huisartsenposten, etc.)
  • Goede samenwerking (c.q. integratie) met andere hulpverlenende instanties.

Kwaliteitsbewaking MBT:

Binnen het MBT-behandelprogramma is veel aandacht voor procesbewaking en de toetsing of er continu en eenduidig vanuit het MBT-model gewerkt wordt (d.w.z. ’adherence’ aan het model). Na elke groepssessie wordt tijdens reflecties een zogeheten adherence-schaal ingevuld. Daarnaast is er sprake van supervisie en intervisie, regelmatige behandelplan-besprekingen en evaluaties en Routine Outcome Monitoring (ROM) van de behandelresultaten, met terugkoppeling aan therapeut en patiënt.

Registratie als MBT-programma:

Een MBT-programma kan worden geregistreerd als voldaan is aan de kenmerken van een gekwalificeerd MBT-programma. Het MBT-team dient uit basistherapeuten te bestaan en ontwikkelt zich naar de situatie, waarbij minstens 1/3 van het team uit MBT-therapeuten bestaat.

Kwalificaties van MBT-therapeuten:

We onderscheiden vier niveaus van ervaring:

  • Aspirantleden zijn in opleiding tot MBT-basistherapeut.
  • Basistherapeuten zijn niet-psychotherapeuten die voldoen aan de eisen voor basistherapeut. Psychotherapeuten die halverwege hun opleiding tot MBT-therapeut zijn, kunnen zich ook basistherapeut noemen.
  • MBT-therapeuten zijn klinisch psychologen, psychotherapeuten, psychiaters en gz-psychologen die aan alle opleidingseisen voldoen en werkzaam zijn als MBT-therapeut.
  • MBT-trainers/supervisors worden door Bateman, Fonagy en Bales benoemd. De MBT-trainer/supervisor is een erkend expert op het gebied van MBT en is aantoonbaar meerjarig actief als MBT-therapeut in een MBT-team.

Meer informatie:

Website: www.mbtnederland.nl
E-mail: info@mbtnederland.nl

Bron: Borderline Task Force

Wat is Schema Focused Therapy (SFT) ofwel Schematherapie?

Schematherapie is een vorm van cognitieve gedragstherapie die mensen kan helpen om hardnekkige patronen van denken, voelen en doen te veranderen. Het uitgangspunt van schematherapie is dat hardnekkige problemen vaak te maken hebben met de manier waarop iemand geleerd heeft over zichzelf, anderen en de wereld te denken (zogenaamde opvattingen of cognities). Deze opvattingen gaan vaak samen met bepaalde herinneringen en gevoelens. Bijvoorbeeld: iemand die het idee heeft dat hij minderwaardig is, voelt zich angstig en onzeker en herinnert zich nog de pesterijen van vroeger op school, toen het idee minderwaardig te zijn zich ontwikkelde. Deze opvattingen, herinneringen en bijbehorende emoties tezamen, worden een schema genoemd.

Jeffrey Young heeft de meest voorkomende schema’s bij mensen met een Borderline Persoonlijkheidsstoornis (BPS) beschreven. Deze vormen de leidraad voor de behandeling. Doel van schematherapie is deze schema’s zodanig te bewerken, dat mensen er niet meer door gehinderd worden. Om de gedachten, gevoelens en gedrag van mensen met BPS in gunstige richting te kunnen veranderen, is het belangrijk dat duidelijk wordt hoe de problemen zijn ontstaan en hoe iemand hier later mee is omgegaan. Gaandeweg ontdekken mensen met BPS dat hun manier van omgaan met problemen vaak het oude patroon van denken en voelen bevestigt.

Schema’s zijn te vergelijken met vooroordelen. Ze beïnvloeden de manier waarop je naar jezelf, anderen en de wereld kijkt. Je zult geneigd zijn om eerder aandacht te besteden aan situaties die jouw schema bevestigen dan aan situaties die hierop een uitzondering vormen. Je schema’s vertroebelen je kijk op de werkelijkheid.

Schematherapie is erop gericht om de invloed van vroege ongezonde schema’s af te zwakken en de gezonde kant van de persoon op te bouwen. Met gerichte oefeningen wordt gewerkt aan verandering in deze patronen. De therapie is niet alleen gericht op directe klachten/symptomen. Daarnaast is het contact met de therapeut een belangrijke factor om corrigerende ervaringen op te doen. Het doel van de therapie is verandering van schema’s. Hierdoor verandert ook de manier van denken, voelen en het gedrag die bij de schema’s horen. Het uiteindelijke doel is dat iemand zich prettiger, gezonder en gelukkiger gaat voelen en zich meer opgewassen voelt tegen problemen.

Omdat de behandeling zich op lang bestaande en hardnekkige patronen richt, duurt deze vaak enkele jaren. Schematherapie wordt zowel individueel als in groepsverband gegeven, ambulant, in deeltijd of klinisch. De behandelsetting en duur van de behandeling zijn afhankelijk van de ernst van de klachten en van de persoonlijke situatie en voorkeur.

Door schematherapie hebben mensen minder last van hun schema’s en hebben ze veel meer gezonde, alternatieve manieren van denken, voelen en gedrag voor handen. Met als gevolg: minder klachten, grote afname van het middelenmisbruik (indien van toepassing), beter functioneren in sociale relaties en de maatschappij, belangrijke en blijvende veranderingen op gebieden als het zelfbeeld en zelfcontrole, grote toename in de ervaren kwaliteit van leven en adequater gebruik van hulpverlenende instanties. Verschillende wetenschappelijke studies tonen aan dat deze behandeling blijvend positieve effecten sorteert.

Voor wie?

Schematherapie is ontwikkeld voor mensen met persoonlijkheidsproblematiek en in het bijzonder voor mensen met BPS. Daarnaast is bij patiënten vaak sprake van meerdere diagnoses en probleemgebieden.

Kenmerkend voor schematherapie is dat de behandeling voor een brede groep mensen geschikt is. Wanneer er sprake is van ernstige bijkomende klachten, zoals eetstoornissen, verslavingsproblemen, depressie en angststoornissen, is het raadzaam deze klachten eerst te laten behandelen om zo beter te kunnen profiteren van schematherapie. Indien behandeling van deze klachten echter niet tot voldoende resultaat leidt en de klachten de behandeling niet te veel in de weg staan, zijn deze problemen vaak geen reden om van schematherapie af te zien. Uitzonderingen op deze regel zijn psychotische stoornissen, ernstige organisch-cerebrale aandoeningen, acute crisis of suïcidedreiging, ernstig verslavingsgedrag en sterk agerend of agressief gedrag. Om van de behandeling te kunnen profiteren, is het wel noodzakelijk om de Nederlandse taal in voldoende mate te beheersen.

Behandeldoelen van schematherapie:

  • Inzicht krijgen in eigen schema’s en hoe die in stand worden gehouden;
  • Verminderen invloed van ongezonde schema’s;
  • Vermeerderen gezonde manieren van denken, voelen en gedrag;
  • Verminderen van psychiatrische symptomen, zoals angst of depressie;
  • Verminderen van zelfdestructief gedrag, zoals middelenmisbruik, zelfverwonding of suïcidepogingen;
  • Verbeteren van sociaal en interpersoonlijk functioneren;
  • Adequater gebruik leren maken van de gezondheidzorg/ggz.

Deze algemene doelen worden per patiënt gespecificeerd.

Programma en behandelduur:

De effectiviteit van de ambulante, individuele variant en de ambulante groepsvariant van schematherapie is met wetenschappelijk onderzoek aangetoond. Naar de overige varianten is nog geen systematisch wetenschappelijk onderzoek gedaan, maar patiënten en therapeuten zijn over het algemeen zeer tevreden over de resultaten van deze behandelingen. De ambulante, individuele variant bestaat uit een intensieve behandeling van twee zittingen per week, gedurende meerdere jaren. In de loop van de behandeling wordt de frequentie van de zittingen afgebouwd. De ambulante groepsvariant bestaat meestal uit wekelijkse zittingen. Verder bestaan er verschillende deeltijdvarianten van schematherapie, variërend van één tot vier dagen per week. Daarnaast wordt schematherapie toegepast in een klinische setting. Per instelling verschilt de maximale behandelduur per variant. In het algemeen duurt een behandeling tussen de één en drie jaar.

Waaraan voldoet schematherapie?

Gekwalificeerde schematherapeuten, opleiders en supervisors zijn BIG-geregistreerde psychotherapeuten, psychiaters, klinisch psychologen of GZ-psychologen die in schematherapie zijn opgeleid en gesuperviseerd zijn door gekwalificeerde opleiders en supervisors. Zij voldoen aan de opleidingseisen van het register voor schematherapeuten en nemen deel aan intervisie gericht op schematherapie.

Kenmerken van gekwalificeerde schematherapie:

De volgende kenmerken zijn belangrijk:

  • Vanaf het begin wordt een duidelijke ‘casusconceptualisatie’ volgens het schemamodel gemaakt; deze dient als leidraad voorde behandeling;
  • De therapeut is transparant over zijn of haar plan van aanpak en visie op de problematiek;
  • Bij een individuele, ambulante therapie kan pas van schematherapie worden gesproken als de zittingen in het eerste jaar minstens één keer per week plaatsvinden. Bij een lagere frequentie is het niet mogelijk volgens het model te werken.

Effectieve ingrediënten:

  • Veel aandacht voor een goede probleemanalyse in termen van het behandelmodel;
  • Psycho-educatie;
  • Begeleiding bij stabiliseren sociale omstandigheden;
  • Leren herkennen van terugkerende patronen in relaties en signaleren wanneer deze plaatsvinden in het contact tussen patiënt en therapeut;
  • Opstellen van een behandelplan waarin individuele behandeldoelen beschreven worden;
  • Voor deeltijd- en klinische varianten:

– volledig geïntegreerd team: de verschillende aspecten van de behandeling vormen één geheel door nauwe samenwerking tussen de verschillende disciplines;

– combinatie van groepstherapie en individuele psychotherapie;

  • Integratie van medicatievoorschrift in behandeling;
  • Focus op interacties en relaties;
  • Individuele focus, ook in de groep;
  • Duidelijk omschreven kader (structuur), flexibele, individuele toepassing;
  • Goede samenwerking (c.q. integratie) met andere hulpverlenende instanties.

Meer informatie:

Website: www.schematherapie.nl
E-mail: info@schematherapie.nl

Bron: Borderline Task Force

Wat is Transference Focused Psychotherapy (TFP)?

Transference Focused Psychotherapy (TFP) is een intensieve, langdurige, individuele psychotherapie van twee zittingen per week. TFP beoogt de extreme belevingen van ‘goed’ en ‘slecht’ dichter bij elkaar te brengen, zodat het leven dragelijker en begrijpelijker wordt. TFP richt zich op de ‘overdracht’ (transference), dat wil zeggen: op alles wat iemand in een contact aan een ander toeschrijft, zoals gedachten, gevoelens en bedoelingen. De manier waarop de patiënt zichzelf en de ander ziet plus het gevoel dat daarbij hoort, staat centraal. Deze elkaar afwisselende ‘dyades’ – bestaande uit een beeld van zichzelf en een beeld van de ander en het verbindende gevoel – vormen volgens de psychoanalytische object-relatie-theorie de bouwstenen van onze innerlijke wereld. Ze ontwikkelen zich vanaf de geboorte in het contact met de belangrijkste opvoeders en bepalen de blik waarmee we de wereld tegemoet treden.

Zo blijken mensen met BPS gelaatsuitdrukkingen negatiever te interpreteren dan ze zijn: ze zien dus vaker vijandigheid dan er is. Ze voelen zich in relaties gauw tekortgedaan en dan ‘hóeft het al niet meer’. Ze willen enerzijds geliefd worden, maar anderzijds volledige vrijheid om hun eigen gang te gaan. Ze voelen zich verscheurd tussen die twee verlangens en kunnen deze niet goed rijmen.

TFP is een ‘ik-en-jij-behandeling’, een relationele behandeling waarin de behandelaar zich inzet om ‘mee te kijken’ met de patiënt naar hoe deze zichzelf en de mensen om zich heen waarneemt. De problemen waar mensen met BPS in hun relaties tegenaan lopen, gaan zich mettertijd ook voordoen in de relatie met hun behandelaar. Daar kunnen deze problemen onder vier ogen worden ervaren, onderzocht en besproken – zonder negatieve gevolgen.

TFP richt zich vooral op blijvende veranderingen in de manier waarop mensen zichzelf en anderen beleven. Onderzoek toont aan dat mensen na TFP minder (zelf-)destructief en wanhopig zijn én dat ze zich veiliger en meer op hun gemak voelen in relaties tot anderen. Hun vermogen om over zichzelf en anderen te denken neemt toe en hun conflicten nemen af. Werk, liefdesrelaties en gezin gaan beter.

Voor wie?

TFP wordt toegepast bij borderline problematiek en bij persoonlijkheidsstoornissen waar het zelfgevoel erg wisselt. Mensen met BPS kunnen bijkomende problemen ervaren, zoals eetstoornissen, conversies, depressie, angststoornissen, middelenmisbruik of andere persoonlijkheidsstoornissen. Mensen met schizofrenie, met een bipolaire I stoornis of met een antisociale persoonlijkheidsstoornis komen niet voor TFP in aanmerking. Bij terugkerende psychotische episodes, ernstige verslavingen en dissociatieve stoornissen is eerst stabilisering vereist.

Behandeldoelen TFP:

TFP beoogt blijvende verandering in de innerlijke structuur en symptoomvermindering. Doelen zijn:

  • Controle over zelfbeschadigend gedrag en over gedrag dat de behandeling in gevaar kan brengen.
  • Vergroten van het ‘integratief vermogen’: het dichter bij elkaar brengen van de positieve en negatieve gevoelstoestanden, zodat ‘zwart-wit denken’ stopt en de patiënt eigen beperkingen en die van anderen leert verdragen.
  • Vergroten van het vermogen om gevoel te verdragen en over zichzelf en anderen na te denken.
    • Vergroten van de subjectieve, innerlijke veiligheid binnen relaties en verbeteren van sociaal functioneren.

Setting en behandelduur:

De werkzaamheid van TFP is wetenschappelijk aangetoond voor een langdurige, ambulante behandeling van twee zittingen per week. Behandelaar en patiënt gaan een contact aan, dat gedurende langere tijd een centrale rol in het leven kan innemen. Zij starten met afspraken over welke veiligheidsmaatregelen nodig zijn om de behandeling kans van slagen te bieden. Verandering in de richting van een veiliger binnenwereld vereist doorgaans een duur van twee tot vier jaar. Dit lijkt lang, maar fundamentele verandering van de persoonlijkheid en toename van vertrouwen in zichzelf en de medemens kost nu eenmaal tijd.

Gekwalificeerde TFP-therapeuten, opleiders en supervisoren:

TFP-behandelaars zijn BIG-geregistreerde psychotherapeuten, psychiaters of klinisch psychologen die in de TFP zijn opgeleid, onder supervisie van gekwalificeerde opleiders en supervisors. Zij participeren in intervisie en nemen deel aan de landelijke TFP-supervisies, veelal onder begeleiding van dr. Frank Yeomans, Personality Disorder Institute New York. De TFP-opleider/supervisor is een expert die aantoonbaar meerjarig actief is als TFP-therapeut.

Kenmerken van gekwalificeerde TFP:

  • De behandelaar werkt consequent volgens het TFP-protocol, waarvan de werkzaamheid is aangetoond. Dit protocol biedt ‘holding’ aan de patiënt in een intensieve, veilige, niet veroordelende band;
  • De patiënt behoudt de verantwoordelijkheid voor het herstel van zijn/haar gezondheid. Hij/zij wordt voor vol aangezien;
  • Aan de behandeling gaan afspraken vooraf over hoe de patiënt veiligheid in crisissituaties garandeert. Deze afspraken lijken moeilijk, maar blijken steun te bieden bij het leren verdragen van een negatief gevoel. Zelfbeschadiging is hierdoor niet meer nodig;
  • Afspraken hebben betrekking op alle soorten gedrag die de behandeling in gevaar zouden kunnen brengen: zelfbeschadiging, suïcidaliteit, middelenmisbruik, wegblijven, liegen, etc. De patiënt belooft dat hij/zij probeert om dit gedrag niet te vertonen (bijv. zelfbeschadiging). Lukt dat niet of is er een sterke neiging tot dergelijk gedrag, dan is de afspraak dat de patiënt hier als eerste over begint. Behandelaar en patiënt onderzoeken dan samen wat er gevoelsmatig aan de hand was;
  • Afgezien van de contractverplichtingen kan de patiënt het over alles hebben wat voor hem of haar belangrijk is;
  • De therapeut stuurt en oordeelt niet, en kiest geen partij in de innerlijke conflicten van de patiënt. Hij/zij probeert zo goed mogelijk ‘mee te kijken’, ook als de patiënt boos is op de behandelaar of zich tekortgedaan voelt;
  • De therapeut speelt geen actieve rol in het leven van de patiënt buiten de therapiesituatie, bemiddelt niet, onderneemt geen actie naar anderen, adviseert niet, etc.;
  • De therapeut gaat een relatie met de patiënt aan, die ze samen analyseren en bespreken. De therapeut benut daarbij zijn/haar eigen authentieke gevoelsleven om zo goed mogelijk aangesloten te zijn op dat wat de patiënt beleeft en oproept;
  • Supervisie en intervisie zijn daarbij onontbeerlijk;
  • Ondersteunende medicatie kan een tijd nodig zijn;
  • Routine Outcome Monitoring (ROM) van behandeleffect wordt geadviseerd.

Effectieve ingrediënten:

  • Optimale contractafspraken vormen het ‘frame’ van de behandeling, waardoor de (zelf-) destructiviteit kan stoppen en de gevoelens verdragen en besproken kunnen worden;
  • Het ondersteunen van de patiënt bij het nakomen van het contract. Het ‘meekijken’ als dit niet gelukt is en het samen analyseren van de aanleiding en de gevoelens die hieraan vooraf zijn gegaan;
  • Het onderkennen van het gevoel dat de patiënt beleeft en/of oproept in de zitting en dit in woorden voorleggen aan de patiënt. Het samen analyseren van de ‘onbewuste communicatie’ tussen behandelaar en patiënt (‘overdracht’);
  • Het meest werkzame onderdeel is het ‘meekijken’ met de patiënt en het gevoelsmatig begrijpen en benoemen van de overdracht en onderliggende innerlijke conflicten.
  • De behandelaar volgt de unieke betekenisgeving door de patiënt;
  • Goede samenwerking c.q. integratie met andere hulpverlenende instanties, zoals een psychiater die medicatie voorschrijft.

Meer informatie:

Website: www.tfpnederland.nl
E-mail: tfp.nederland@gmail.com

Bron: Borderline Task Force

Acceptance and Commitment Therapy (ACT) is een vrij nieuwe vorm van gedragstherapie. Met ACT leren mensen met BPS om zich te richten op dingen die zij kunnen beïnvloeden, zoals hun eigen gedrag, in plaats van controle proberen te krijgen over dingen die zij niet kunnen beïnvloeden, zoals emoties en gedachten. De filosofie van de behandeling is dat het vechten tegen onvermijdelijke zaken uiteindelijk ten koste gaat van een waardevol leven. De kern van ACT is een acceptatiegerichte en flexibele houding ten opzichte van emoties en gedachten.

Op zoek naar een hulpverlener:
waar moet je aan denken?

Het is niet altijd eenvoudig om een goede hulpverlener te vinden. Zowel patiënten met borderline als hun familieleden weten dat. Randi Kreger, auteur van de nieuwe Borderline gids, geeft tips voor vragen die je bij je zoektocht kunt stellen. Wat zijn de harde en zachte kenmerken waaraan de hulpverlener zou moeten voldoen, en hoe is zijn of haar attitude tegenover de borderline stoornis?

Vragen naar harde kenmerken:

  • Neemt u nieuwe patiënten aan?
  • Wordt uw behandeling vergoed door de verzekering?
  • Bent u buiten kantooruren bereikbaar? Wie vervangt u als u er niet bent?
  • Wat is uw opleiding en specialisatie?
  • Bent u ingeschreven bij een beroepsvereniging?
  • Bent u BIG-geregistreerd?

Vragen naar zachte kenmerken:

  • Hoe ziet u uw rol in de therapie, wat is uw stijl van werken?
  • En ga na of je vindt dat de therapeut luistert, je op je gemak stelt en accepteert en of hij zich ook stevig durft op te stellen.
  • Heb je het idee dat de therapeut zelfvertrouwen heeft? Durft hij ook te zeggen dat hij iets niet weet? Of stelt hij zich juist verdedigend op?
  • Hoe kijkt de therapeut naar invloeden van man/vrouw-rollen?

Visie op de borderline stoornis:

  • Hoe denkt u over de borderline stoornis en over de behandeling van borderline problemen?
  • Denkt u dat zowel therapie als medicijnen nodig zijn voor de behandeling?
  • Heeft u ervaring met de behandeling van borderline patiënten?
  • Heeft u tijd om uw vakliteratuur bij te houden?
  • Geeft u ook gezinstherapie? Wat denkt u van de invloed van iemand met borderline op de andere gezinsleden?
  • Denkt u dat genezing van de borderlinestoornis mogelijk is. Zo ja, in welke mate?

Randi Kreger (2010). De borderline gids. Omgaan met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Uitgeverij Nieuwezijds, Amsterdam.