Skip to content

Mijn moeder verdient een standbeeld! Ze is de belangrijkste vrouw in mijn leven. Ze is mijn alles. Toen ik op mijn twaalfde een depressie ingleed en thuiskwam na school bekende ik aan haar dat ik bij de spoorwegovergang gestopt was en had gekeken hoe het zou zijn als ik voor de trein zou springen. Je zou denken dat een moeder dan meteen 112 belt, maar mijn moeder niet. Ze zei tegen mij dat zij ook wel eens aan zelfmoord had gedacht en dat haalde nu net de angel uit dit precaire onderwerp. Ze nam het uiterst serieus, zonder in paniek te raken. Enkele weken later ging ik in behandeling bij een kinderpsycholoog, maar vanaf die tijd bespraken we ook volwassen zaken. Vooral de moeizame relatie die mijn moeder had met mijn vader. Het was zelfs zó tragisch dat ze niet voor zichzelf durfde te kiezen, omdat er volgens haar niets van mijn vader terecht zou komen als zij hem zou verlaten.

Als het bij mij misging, had ik als baken mijn moeder. Ze begreep al die hersenkronkels die ik had. Ze stelde mij gerust, maakte het luchtig en zonder dat ze zichzelf verloor in mijn gedachtestroom, gaf zij mij altijd het gevoel: hou vol, blijf vechten, het komt allemaal echt weer goed! Ook mijn kinderwens heb ik natuurlijk helemaal uitgekauwd met haar. De voors en tegens. Zij was degene die alles tegen mij durfde te zeggen: ‘Je weet wel dat je ze niet meer terug kan stoppen, hè?’ Take it or leave it, zo is mijn moeder.

Ik wist natuurlijk ook wel dat ik er voor de rest van mijn leven aan vast zou zitten, tenminste als je ze hebt gekregen uit liefde. En daarbij lever je een hoop vrijheid en vrouw-zijn in. Als je zo’n hummel voor het eerst in je armen krijgt, word je chronisch bezorgd: Als ze maar veilig thuiskomen na een nacht stappen, als ze maar heelhuids terugkeren na hun eerste “zuipvakantie” met vrienden, als ze maar geen ongeluk krijgen en voor hun leven getekend zijn of erger: dood.

Mijn leeftijd kroop verder en ik wilde door met mijn onderzoek. Ik ging in gesprek met mijn lieve, Belgische psychiater. Hij zei dat hij zijn patiënten alleen maar zag opknappen van het krijgen van een kind: ‘Vooral de regelmaat die een kleine nodig heeft, zorgt dat je als moeder ook meer in balans komt.’ Ik dacht: Ja, hoor dat is de volgende die alleen maar positief is over kinderen. Waarom durfde geen enkele professional tegen mij te zeggen: ‘Mevrouw, als u al zo lang twijfelt en angsten blijft houden, zou u er dan wel aan beginnen?’ En gek genoeg had ik dat zo graag willen horen! Al was het er maar één die kritiek had over moeders met een psychische kwetsbaarheid en het krijgen van kinderen! Ik heb ze nergens kunnen vinden.

Na jaren van wikken en wegen, van twijfel en onmacht en van absolute overtuiging naar tergende onzekerheid werd het tijd om de beslissing te nemen: Wil ik kinderen? Ja, ik wilde absoluut kinderen! Er was nog één maar: Ik wilde weten of ik mijn antidepressiva mocht blijven gebruiken tijdens mijn zwangerschap. In het Erasmusziekenhuis in Rotterdam had je een heuse pop-poli. Een poli die er speciaal is voor vrouwen met een psychische aandoening die een kinderwens hebben. Mijn psychiater stuurde mijn dossier op en bij het eerste gesprek zou ik meteen een advies krijgen. Het team was unaniem in hun advies: ‘Blijf de antidepressiva vooral gebruiken tijdens de zwangerschap.’ Ik slikte een klassieke antidepressiva, waar veel onderzoek naar gedaan was, en waar al duizenden vrouwen zwanger mee waren geworden.

Met antidepressiva had ik net zoveel kans op een kindje met een aangeboren afwijking dan een gezonde vrouw. Ze drukten mij op het hart dat ik absoluut niet mocht stoppen met de medicatie als ik zwanger zou zijn, dan zou mijn kindje wel schade oplopen. Ik kreeg een medische indicatie. Op die manier zou ik meer zorg kunnen krijgen en moeten bevallen in het ziekenhuis. Dat zou kunnen in Rotterdam, maar ook in de plaats waar ik woonde. Ik zou al tijdens de zwangerschap therapie en begeleiding kunnen krijgen, maar ook na de geboorte. Ik was compleet gerustgesteld en vooral dat er zoveel hulp was voor mijn “soort” mens. Het voelde zo veilig aan en het allergrootste cadeau was dat ik niet hoefde te stoppen met mijn medicijnen. Na acht jaar van onderzoek, twijfel, angst, woede, verdriet en onmacht, had ik eindelijk een antwoord. Ik wilde en mocht aan kinderen beginnen! Ik voelde mij euforisch! Eindelijk mocht ik iets in plaats van niet. Ik had zoveel teleurstellingen gehad dat mijn leven uitzichtloos leek. En nu, na al het onderzoek, kon en mocht het gewoon!

Er was nog wel één dingetje. Een van de specialisten zei: ‘U moet er wel rekening mee houden dat een gynaecoloog, verloskundige of andere professional uw misschien niet wil helpen, omdat zij tegen het gebruik van antidepressiva zijn tijdens de zwangerschap.’ Net nadat ik een klein feestje wilde gaan vieren, kreeg ik ook dit nog om mijn oren. Ik sputterde nog tegen en zei: ‘Ja, maar een arts moet toch een eed afleggen? Die mag toch geen oordeel vellen? Die moet toch elk mens ongeacht huidskleur, geslacht en religie helpen?’ ‘Dat is waar, mevrouw,’ zei hij begripvol, ‘maar ik zou het toch voorleggen bij uw behandelaren. Niets is vervelender als je daar nog net voor een keizersnee gesteggel over krijgt.’ Wat leef ik toch in een rare wereld? Er is hulp voor vrouwen met…, maar we hebben ook te maken met professionals die bevooroordeeld zijn en zonder de juiste informatie je niet willen helpen, omdat ze een ander denkbeeld hebben. Dan denk ik altijd bij mezelf: Ben ik nou gek? Of zijn zij het?

Yezzie