Skip to content

‘Net loop je met dekens en kussens naar buiten. Bij de deur zit ik op mijn vaste stek. Ik krijg een dikke knuffel van je. Je bent zo ontzettend lief!! Verliefd kijk ik je na en denk: dat is mijn kanjer. Mijn uitgebalanceerde mannetje die zo stevig in zijn schoenen staat en mij zo ontzettend lief is dat het soms een beetje pijn doet.’

Dit heb ik in het boekje geschreven voor mijn zoon die net 13 jaar is geworden. Toen ik tien weken zwanger was, ben ik ermee begonnen en ik schrijf nog steeds. Het is geen dagboek geworden, maar meer een gevoelsboekje. Elke keer voel ik het als ik moet schrijven. Dat is een hele bijzondere ervaring, maar op deze manier klopt het gewoon. De ene keer schrijf ik een paar oneliners op en de andere keer ben ik goed voor vijf kantjes. Op een dag vliegt hij onder mijn vleugels uit en zal ik dit boekje in zijn rugzak meegeven.

Ik was 18 toen ik al bedacht had dat ik vast zo’n vrouw zou zijn die een postnatale depressie zou krijgen na de geboorte van haar kind. Dan praat je over 1993. Ik had al meerdere zware depressies gehad, dus was de kans reëel. Gek genoeg had ik toen al besloten om nooit aan kinderen te willen beginnen. Gewoon, omdat ik het mijn kind niet aan kon doen om mijn genen mee te geven, waarin depressie verscholen ligt. Ik heb het overleefd, maar je moet niet vragen hoe. Toen was nog helemaal niet bekend of psychische ziektes erfelijk zijn of niet, maar in onze familie waren ze zo duidelijk aanwezig, dat ik er vergif op kon innemen dat ik mijn nazaten toch echt iets zou meegeven. Vanaf dat moment heb ik het issue “kinderen” zo ver weggestopt dat het niet de bedoeling was dat het ooit nog eens naar boven zou komen borrelen.

Na verschillende belabberde relaties kwam ik op mijn 25ste mijn man tegen. Hij had alles wat ik in een man zocht. Het eerste jaar heb ik mezelf steeds afgevraagd: Wanneer laat hij zijn ware aard zien? Ik had te vaak te kampen gehad met mensen die toneel speelden en uiteindelijk door de mand vielen. Ik had mezelf dan al helemaal weggegeven aan zo’n persoon dat het niet in me opkwam dat ik gewoon kon vertrekken. In plaats daarvan duurde dit soort relaties meerdere jaren, voordat ik erachter kwam dat ik ook mijn eigen weg mocht kiezen.

Mijn man had geen meerdere persoonlijkheden, was stabiel in zijn stemming, had geen last van depressieve gevoelens en was helemaal uitgebalanceerd. Hoe langer ik hem leerde kennen hoe meer zelfvertrouwen ik weer kreeg en hij voor het eerst zei: ‘Als je het er niet mee eens bent, moet je het zeggen hoor.’ De eerste keer stond ik aan de grond genageld en vroeg ik mij af of ik het wel goed verstaan had? Vroeg hij nou om mijn mening? In het verleden werd mijn eerlijkheid meteen de grond ingeboord of anders wel door de strontkar overreden. Nee, mijn man zorgde bij mij voor rust in de tent en eindelijk ging iets vanzelf in mijn leven. We bleken een goed setje en als ik zag hoe hij met kinderen omging, dan smolt ik gewoon: zo lief, zo grappig, zo oprecht uit zijn hart. En op dat moment kwam mijn kinderwens als een boemerang terug.

En toch bleef ik het maar negatief zien. En nu kan ik ook zeggen dat ik gewoon doodsbang was en dat vertaalde zich in het gevoel dat het gewoon echt niet mocht van mezelf: ik mag geen kinderen krijgen, punt! Toch werd de wens steeds groter en ik kreeg steeds meer ruzie met mijn rationele ik. Ik liep te wikken en te wegen dat ik er toch echt iets mee moest doen. Ik stond er onderhand mee op en ik ging er ook weer mee naar bed en daarbij was één ding zeker. Mijn man wilde graag kinderen en zei tegen mij: ‘Yezz, jij moet het voor jezelf uitmaken, dat kan ik niet voor je doen. Maar als je het niet ziet zitten dan heb ik daar ook vrede mee.’ Dat gaf nog meer druk op de ketel, want nu moest ik het verlossende woord gaan zeggen… Kon ik wel bepalen dat wij geen kinderen zouden krijgen? Dat ik hem dat zou ontzeggen? Dat hij nooit vader zou worden, omdat zijn partner dat niet wil?! Hij hield gewoon zoveel van mij dat hij zijn kinderwens daarvoor zou opgeven en dat was zo’n ontiegelijk groot gebaar, dat ik hem niet wilde teleurstellen. Ik moest hier serieus werk van maken, dat was ik aan hem verplicht!

Ik maakte een afspraak bij mijn huisarts. Ik wilde graag zijn mening weten of ik wel geschikt zou zijn om een kind op deze wereld te zetten. Allereerst zei hij dat het niet per definitie betekende dat mijn kind een depressieve stoornis krijgt, omdat moeders hem ook heeft. Maar hij zei ook: ‘Hoor jij dat klapperende geluid niet?’ Waarop ik hem heel verbaasd en met grote vragende ogen zat aan te kijken. Hij antwoordde: ‘Dat zijn je eierstokken, die staan al jaren te klapperen, maar jouw hoofd wil ze niet horen.’ Toen had hij mij mooi tuk: ‘Dus dit zijn klapperende eierstokken?’ ‘Jaha,’ zei hij met een lach. ‘Je onderbewustzijn kan een hoop veroorzaken, zelfs klapperende eierstokken, maar ga gewoon op onderzoek uit. Je bent pas 25 en je hebt alle tijd van de wereld om hier een beslissing in te nemen en daarbij wen eerst maar aan die eierstokken van je!’

Enige tijd later had ik last van mijn rug en kreeg ik therapie bij een mensendiecktherapeut. Ook met haar raakte ik in gesprek over het krijgen van kinderen. Ze hoorde me aan en zei: ‘Heb jij er wel eens over nagedacht, dat mocht jouw kind een psychische aandoening hebben, dat jij juist de aangewezen persoon bent om hem of haar hierin te begeleiden?’ Dit was een mokerslag! Echt, ik wist werkelijk niet wat mij overkwam. Dit was nog nooit in mij opgekomen, maar ik moest haar gelijk geven. Mijn moeder is voor mij altijd een rots in de branding geweest. Voor mijn kind zou ik dat ook zeker weten zijn. Jeetje, ik stond er echt perplex van. Zo perplex, dat ik een tijdje mijn negatieve gedachtes niet meer had. Betekende dat, dat mijn gedachte wat mooier gekleurd werd? Mijn beslissing was weer iets dichterbij gekomen en zelfs positiever dan ooit! Er kwam weer rust in mezelf en heel stiekem bespeurde ik een klein positief geluid. Ik hoorde iemand heel zachtjes tegen mijn onderbewustzijn zeggen: ‘Eigenlijk wil ze heel graag kinderen, maar ze wil het maar niet horen.’

Yezzie