Skip to content

Op de uitgerekende datum was ik nog bezig met de finishing touch van het kinderkamertje, de gordijnen hingen nog niet. Om 22:00 uur was ik klaar en zei ik hardop: ‘Nou smurf, kom maar op!’ Dat was niet tegen dovemansoren. Ik lag net lekker in bed toen die kleine besloot te gaan discodansen in mijn buik. Ik zei nog: ‘Doe effe rustig, man. Ik wil slapen.’ Het kwam niet eens in mijn hoofd op dat dit wel eens het begin van de bevalling kon zijn. Meestal liggen die gasten overdag in slaap, omdat je als moeder in beweging bent, dat voelt een kind als wiegen aan en dat werkt erg ontspannend. Op het moment dat jij rustig gaat zitten, worden ze binnen wakker en dat is niet de bedoeling. En dat zal je voelen ook. Het was 01:00 uur in de nacht en ik had het gevoel dat ik mijn plas op moest houden, dus dat deed ik ook. Maar het hielp niet. Er kwam een ware tsunami aan. Ik schreeuwde tegen mijn man: ‘Wakker worden, mijn vliezen zijn gebroken.’ Die was goed afgericht en stond binnen twee seconden naast mijn bed en mopperde al meteen: ‘Ik heb nog zo gezegd, zet je tas voor het ziekenhuis nou klaar.’ Alles was klaar, behalve mijn tas, want ik dacht steeds: dat doe ik morgen wel. Mijn man pakte maar wat op mijn aanwijzingen en ik maakte me helemaal niet druk. Ik hoef toch niet als een prinses in het ziekenhuisbed te liggen.

In het ziekenhuis ging ik eigenlijk al meteen de verloskamer in. Ik wilde een natuurlijke bevalling ondanks dat het een stuitligging was. Volgens de gynaecoloog was de kans 50/50. Als het niet zou lukken volgde een keizersnee. Eigenlijk had de beste man dat helemaal niet goed moeten vinden vanwege mijn fibromyalgie, maar ja die artsen weten vaak totaal niet wat het inhoudt en hoe dat werkt in de praktijk. De eerste tien uur zou het bikkelen worden, maar op het moment dat die eruit moest komen bleef die met één beentje hangen. Die kleine wilde er heel niet uit, dus werd het een keizersnee. Met hevige persweeën werd ik naar de OK gereden. En die verpleegster maar tegen me zeggen: ‘Niet meer persen hoor. Je moet de weeën nu weer wegpuffen.’ Ga jij maar eens een weeënstorm weg zitten puffen. Ik dacht alleen maar: Haal die kleine er NU uit! Ik kan niet meer!

De keizersnee was zo gepiept. Ik hoor de anesthesist nog zeggen: ‘Zo mevrouw, zal ik u eens heerlijk van de pijn afhelpen.’ Ik sprong een gat in de lucht. Ik kon eindelijk weer op adem komen. Ik was zeiknat van het zweet en had dat op plekken zitten, waar ik me bij afvroeg, kan je daar ook zweten? Ik zal je de details besparen. Na 25 minuten hoorde ik mijn Belgische gynaecoloog tegen mij zeggen: ‘Amai, het is een mooi manneke.’ En hield die smurf hoog boven het groene doek. Ik was helemaal perplex. Het was zo leuk om niet te weten wat het geslacht is. Ik ben zo in verwondering geweest: het is een jongen, ik heb een jongen, wij hebben een jongen, ik ben een moeder van een jongen. Zo’n mooi groot cadeau. Na alle controles was het helemaal goed met mijn mannetje en kreeg ik hem in mijn armen. Ik kon alleen maar naar hem kijken. Alleen maar. Die handjes, die teentjes, zijn lange wimpers, z’n mooie blauwe ogen, zijn mooie blonde haartjes op zijn hoofd. Ik was verliefd en dat zou nooit meer over gaan.

Het leek allemaal goed te gaan. Mijn lijf lag wel in de vernieling nadat ik “natuurlijk” natuurlijk wilde bevallen. Eigen schuld dikke bult, dacht ik bij mezelf. Maar na vier dagen werd ik manisch. Ik besprak het met het opperhoofd van de verloskundigenpraktijk: ‘Ja, maar, zei ze, ‘elke vrouw die bevallen is, wordt een beetje manisch. Laten we het nog even aankijken.’ Na nog een paar dagen was het voor mij meer dan duidelijk: ik heb een manie en belde meteen mijn lieve Belgische psychiater. Toen slikte ik alleen nog antidepressiva. Daar moest ik meteen mee stoppen, want dat verergerde een manie alleen maar. Ik kreeg een antipsychoticum. Binnen twee dagen was ik zo dik als een pad. Ik hield enorm veel vocht vast en moest ook daarmee stoppen. In plaats dat we een relaxte kraamtijd hadden, was het een achtbaan van gedoe. Ik liep nog net niet het verkeer buiten te regelen, maar mijn man had niet de zorg voor één kind maar twee. Hij kon mij niet tot de orde roepen. De manie raasde voort. In het begin vond ik een baby eigenlijk best lastig. Net als je wat aan het doen bent, begint die smurf weer te janken. Eer dat je dat kind in de ochtend in bad gedaan hebt en aangekleed, kotst die weer de hele boel onder. Ik vond het een hoop gezeik en het viel me behoorlijk tegen.

We waren vier maanden verder en net voor Sinterklaas voelde ik mezelf in een depressie glijden. Och, ik heb wat af gejankt. Mijn moeder was er en stond naast mij bij de commode. Tegen haar durfde ik te zeggen: ‘Mam, wat heb ik gedaan? Ik had hier nooit aan moeten beginnen!’ Mijn moeder kon nog net haar quote: ‘Je kan ze niet meer terug stoppen,’ inslikken. Ze probeerde me gerust te stellen, maar zei wel de waarheid. ‘Tja meid, dit is waar ik je als ouder niet voor kan waarschuwen, dat voel je pas als ze er echt zijn. Het is geen roze wolk. Het is de harde werkelijkheid. Maar kom op. Je hebt het altijd nog gered en ook dit gaat je lukken. En je hebt geluk: het is een heel lief en rustig mannetje.’

Mijn man begreep er helemaal niets van. Hoe kan je in godsnaam een depressie hebben als je zo’n mooi en geweldig kind hebt. Tja, een depressie vernielt op zo’n moment alles. Maar het gekke was, ik kon naar die kleine altijd een lach op mijn gezicht toveren, want hij gaf mij altijd een gelukzalige snoet terug. Ik heb toch zo van hem kunnen genieten. Als mijn man het ‘s avonds over nam, dan ging ik naar mijn slaapkamer, waar een krukje staat, daar kon ik alles loslaten en onverstoorbaar huilen, huilen, huilen. Alle ellende en spanning moest er dan uit. Als ik beneden kwam kon ik weer zo genieten van die kleine grapjas. Ik heb hem oneindig geknuffeld elk flesje met nog meer liefde gegeven.

Het was nog maar het begin van moeder zijn met beperkingen. Dat het lastig zou worden wist ik. Ik had natuurlijk een postnatale depressie te pakken en een forse ook. De weg zou alleen maar meer hobbels en bobbels krijgen, dan ik kon vermoeden. Ik werd aan alle kanten uitgedaagd.

Yezzie